Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Dewijl ik hem, die mij boodschapte, zeggende: Zie, [22]Saul is dood; daar hij in [23]zijn ogen was als een, die goede boodschap bracht, nochtans [24]gegrepen en te Ziklag gedood heb, [25]hoewel hij [meende], dat ik hem bodenloon zou geven; 22. Zeggende daarbij dat hij zelf Saul op zijn begeren had helpen doden; boven, hfdst.1 vs.10. 23. Dat is, hem docht, hij maakte zich wijs. 24. Dat is, doen grijpen en doodslaan. Zie boven, hfdst.1 vs.15. 25. Anders, welk het bodenloon was, dat ik hem behoorde te geven.